Oscar van den Boogaard

Oscar van den Boogaard
  Het lot van de kleine meneer
  


 

 

‘Boerenkool, het lijkt wel boerenkool!’ schreeuwde zijn moeder toen het vliegtuig zijn landing had ingezet. ‘Moeten we hier gaan wonen?’
   ‘We beginnen nu niet weer!’ riep zijn vader dreigend. ‘We hoeven ons nergens meer zorgen over te maken, het enige dat we moeten doen is genieten.’

 

Voortaan woonde Max met zijn ouders in een groot huis aan de rand van de stad. Om het huis lag een enorme tuin met hoge bomen. Achter in de tuin, achter de bananenbomen, begon het oerwoud.

Het okergele huis en de tuin eromheen waren overdag het domein van Moersini en Max.
   Moersini was een kleine dikke negerin. Je kon haar al van ver aan horen komen op haar slippers. Ze zou dertig kunnen zijn maar ook vijftig. Het enige wat ze over haar wisten was dat haar ouders jaren geleden waren gestorven. Sindsdien werkte ze in dit huis, dat eigendom was van een bauxietonderneming.
   Het grootste gedeelte van de dag hield ze zich op in de keuken. Daar kookte ze, deed ze de was en streek. Af en toe schreeuwde ze zo hard dat Max dacht dat alle dieren uit het oerwoud de tuin in waren gelopen. Het was iedere keer een geruststelling als hij zag dat het Moersini het maar was. Waarom ze zo schreeuwde was hem nooit duidelijk. Max werd pas kalm als ze hem op haar schoot nam, haar armen om hem heen sloeg en haar kin op zijn voorhoofd liet rusten. Dan begreep hij dat ze niet boos op hem was.
   Max was geen aapje, ook al klom hij veel in bomen en leek hij er uiterlijk zelfs een beetje op. Hij had korte mollige beentjes en korte mollige armpjes. Zijn buikje was dik en rond. Links en rechts van zijn bolle gezicht had hij kleine ronde flaporen. Overal op zijn lijfje zaten grote bruine moedervlekken. Zo nu en dan persten zich door zijn dikke rode lippen vreemde kreten: ‘Oehaa, Oehaa, Tjok, Oeheeee!’ Dan mompelde Moersini in zichzelf: ‘De kleine mijnheer, hij brult als een aap!’
   Iedere dag om klokslag twaalf uur kwamen de twee schildpadden voorbij. Hun donkere schilden glansden in de zon. Max holde naar hen toe. Zijn ene voet zette hij op het ene schild en zijn andere voet op het andere. Terwijl hij zich vasthield aan lianen en takken maakten ze gedrieën een tocht door de tuin.
   Wanneer de schildpadden het grote hek hadden bereikt, stapte Max af. Hij stak zijn hoofd door de spijlen. Hij keek naar links en naar rechts maar er kwam nooit iemand voorbij.
   Om één uur sloeg Moersini met de houten pollepel op een grote pan. Max rende zo snel zijn voetjes hem maar konden verplaatsen de tuin door, het terras op, het huis in waar Moersini op hem zat te wachten met eten. Hij had honger gekregen na zo’n hele ochtend vol beweging. Ieder hapje dat ze naar zijn mond bracht werkte hij zo snel mogelijk naar binnen.
   Na zijn middagslaapje mocht Max weer vrij rondlopen, maar liever bleef hij in de buurt van Moersini. Terwijl ze in de keuken bezig was, zat Max op het granieten aanrecht. Moersini zong liedjes en Max sloeg met de pollepel op het graniet. Als zijn billen ijskoud waren geworden sprong hij van het aanrecht en rende de tuin in.
   Het was altijd vroeg donker. Max werd binnengeroepen. Aan de keukentafel speelde hij verder. Daarna aten ze weer samen.
   Om zeven uur zaten Moersini en Max voor de grote televisie in de kamer. Een negerin met wit haar kwam in beeld. Dit was tante Jacqueline. Ze sprak alle kinderen van het land toe. Ze las ingezonden brieven voor, liet tekeningen zien die kijkertjes voor haar hadden gemaakt en vertelde verhaaltjes.
   Max vond het heerlijk om bij Moersini op schoot te zitten. Hij drukte zijn hoofd tegen haar borst. Daarbinnen voelde hij het kloppen van een hart. Voordat tante Jacqueline alle kinderen van het land welterusten had gewenst, was Max meestal al in slaap gevallen.
   Diep in de nacht kwamen zijn ouders thuis. Ze maakten veel lawaai. Max hoorde zware voetstappen en driftig getik van naaldhakken. Hij draaide zich in bed om en sliep door.
   Max werd ’s morgens door zijn moeder gewekt en aangekleed. Ze maakte boterhammen voor hem klaar maar ze was altijd gehaast want ze had veel te doen. Ze had afspraken met vriendinnen, of naaisters of kappers. Zijn vader zat ook aan tafel. Vanachter zijn krant moedigde hij hem aan om veel te eten en groot en sterk te worden. Max wist niet anders of ouders waren mensen om mee te ontbijten.

Deze ochtend was anders. Zijn moeder en vader stonden luidkeels zingend aan zijn bed. Om de nek van zijn vader hing een fototoestel. Zijn moeder zei dat hij jarig was. Hij zou een prachtig cadeau krijgen. Max moest blij zijn. Hij werd meegenomen naar het terras. Daar stond een rode step. Zijn vader pakte het stuur vast. Hij reed een rondje om Max en zijn moeder. Ze legde haar hand op zijn schouder en fluisterde: ‘Kijk goed, zo rijdt een step.’ Max keek door zijn slaperige ogen naar zijn vader die maar rondjes bleef rijden. Hij hoopte dat hij nu snel met rust gelaten zou worden. Zijn vader wist van geen ophouden. De hand van zijn moeder voelde zwaar. ‘Kleine aap, nu moet jij steppen,’ zei zijn vader plotseling en gaf hem het stuur over.
   Max besteeg de step. Hij zette af en reed om zijn ouders. Ze draaiden met hem mee. Zijn vader maakte foto’s. De naaldhakken van zijn moeder schraapten over de tegels. Hij voelde de lucht langs zijn blote benen, door zijn blote tenen, langs zijn armen, door zijn haren. Moersini kwam aanlopen. ‘Ah, de kleine mijnheer, wat gaat hij hard!’ riep ze en ze klapte in haar handen. Max reed om zijn vader, zijn moeder en Moersini. Hij schreeuwde en brulde. Hij voerde het tempo op. Zijn ouders en Moersini draaiden steeds sneller mee. Zijn moeder werd duizelig. Ze schreeuwde: ‘Max, stop, je maakt me gek!’ Nog harder stepte Max om de drie. Zijn moeder zakte langzaam in elkaar. Zijn vader ving haar op. Moersini schreeuwde dat Max nu moest stoppen.
   Zijn vader sleepte zijn moeder naar binnen. Hij zette haar in een rotanstoel. ‘Die jongen maakt me gek,’ jammerde ze, terwijl ze haar hand op haar voorhoofd legde. ‘Dit stomme land maakt me gek, jij maakt me gek.’
   Max was tot stilstand gekomen en stond verdwaasd met zijn step in zijn handen. Hij wilde de tuin in rennen, gaan zwemmen en in bomen gaan klimmen, maar zijn moeder riep dat er binnen nog veel meer cadeautjes lagen.
   Op dat moment kwamen tante Billenfriemel en oom Jaap met Peter en Roosje binnen. Zijn moeder kwam onmiddellijk in beweging. De hand van tante Billenfriemel gleed in Max’ short en de hand van oom Jaap ging door zijn haren. Op het terras maakten de kinderen ruzie om de step.
   Moersini kwam binnen en nam Max mee naar de keuken. Ze liet hem in de oven kijken. Achter het glas lagen pindakoekjes! Moersini nam hem op haar schoot en knuffelde hem.
   Langs het keukenraam zag Max de hoofden van mannen en vrouwen voorbijkomen. Hij hoorde opgewonden kinderstemmen. Moersini zei dat ze allemaal speciaal voor hem waren gekomen omdat hij jarig was. Ze hield hem met gestrekte armen omhoog. Haar lippen maakten het brommend geluid van een vliegtuig. ‘Ik wil hoger, ik wil hoger!’ riep Max. Moersini liet hem zacht landen in haar schoot. ‘Wat jij willen,’ schreeuwde ze. ‘Klap op je blote bamboebillen!’ Max wist wat komen ging. Het heerlijkste van alles. Heerlijker dan pindakoekjes. Moersini gaf hem zachte klapjes op zijn blote billen.
   Max liep terug naar de woonkamer. Het terras stond vol mensen. Zijn moeder schonk glazen in. Zijn vader viste met een net de bladeren uit het zwembad. In de verte zag Max een vreemd meisje op zijn step voorbijschieten. Hij draaide zich om en liep door de voordeur de tuin in. Hier was het rustig. Op dat moment zag hij de schildpadden aan komen lopen en hij rende naar ze toe. Gedrieën gingen ze op weg.
   Toen ze de achtertuin bereikten werden Max en de schildpadden door een van de gasten opgemerkt. Er werd geroepen hoe schattig hij was. Zelfs de kinderen hielden op met spelen. Ademloos keken ze toe. Zijn moeder schreeuwde dat de schildpadden al honderden eitjes hadden gelegd en dat ze iedereen een klein schildpadje zou geven met roze en blauwe strikjes. Niemand reageerde. Verontwaardigd liep ze het huis binnen. Zijn vader liep haar achterna. Hij probeerde haar te omarmen. Ze schudde zich los en duwde hem van zich af.
   Max ging verder en sprong bij het grote hek aan de voorkant van het huis van de schildpadden. Hij stak zijn hoofd door de spijlen en keek de zandweg af. Een grote bus kwam aangereden. Uit de openstaande raampjes klonk luid muziek. Max kneep een beetje met zijn oogjes en zag nu duidelijk dat de bus versierd was. De bus stopte voor het hek. De chauffeur zwaaide naar Max en toeterde. Max wilde zich omdraaien en wegrennen maar vanachter het huis kwamen met grote snelheid de kinderen aangerend. Ze schreeuwden: ‘De verjariebus! De verjariebus!’ Ze stormden de bus in. De eerste ballonnen werden kapot gestoken.
   Daar kwamen de vaders en moeders met glazen in hun handen. Ze zwaaiden naar de kinderen die uit de raampjes hingen met vlaggetjes in de handen en snoep in de monden. De chauffeur zette Max op zijn schoot. Hij deed hem zijn grote pet op.
   De bus begon te rijden. Door de luidsprekers schalde verjariemuziek. De zwaaiende ouders verdwenen uit zicht. De bus reed door de brede straten van de stad waar de hekken groot en hoog zijn. De kinderen wezen aan waar ze woonden. Later ging de bus op en neer want de weg hobbelde en bobbelde. Hier en daar stonden huizen op palen met rieten daken. Mannen, vrouwen en kinderen zwaaiden en renden naar het snoepgoed dat de kinderen uit de raampjes gooiden. De buschauffeur stootte Max aan en zei dat ze zwaaiden omdat hij jarig was. Max gaapte.
   De bus maakte een scherpe draai naar links. Ze reden een erf op. In een kring stonden houten huisjes met rieten daken. Hier en daar liepen kippen en geiten. De chauffeur pakte de hand van Max en drukte die op de toeter midden op het stuur. Uit de huisjes kwamen tientallen blote mannen, vrouwen en kinderen. Ze gingen om de bus staan en zongen mee met de muziek. De kinderen wierpen het laatste snoep uit de raampjes.
   ‘Dit is het dorpje waar Moersini en ik vandaan komen,’ zei de chauffeur. Max zag de kruipende kinderen, de blote hangborsten, handen met lange scherpe nagels, een oude man zonder benen op een krukje. ‘Laten we naar huis gaan,’ mompelde hij.
   De chauffeur startte de motor weer en luid toeterend reed de bus het erf af. Het werd stil. De bus stopte weer voor het hek van het huis van Max.
   De kinderen verveelden zich. Ze wilden nu met hun ouders naar huis. Max werd door zijn moeder op schoot getrokken. De wolkjes uit haar sigaret maakten hem duizelig. Hij hoopte dat iedereen nu snel weg zou gaan. Hij wilde alleen gelaten worden met Moersini. Net toen hij naar de keuken wilde rennen stond zijn vader op. ‘We gaan een wedstrijdje organiseren!’ riep hij. ‘Wie van jullie kan het langst doodliggen?’
   Meteen gingen de kinderen in het gras liggen. Sommige lagen als gekruisigden, anderen in elkaar gerold. Max lag in het midden plat op zijn buik. Hij proefde de smaak van gras en zand. Hij probeerde te slapen want hij dacht dat hij al slapend het langst kon doodliggen. Maar hij kon niet slapen. Voortdurend hoorde hij de schelle stem van zijn moeder, iedere keer gevolgd door het gelach van zijn vader. Af en toe hoorde hij een gil, een plons en nog een gil.

Toen hij wakker werd zat Moersini aan zijn bed. Ze zei dat hij kampioen doodliggen was geworden en dat iedereen al naar huis was gegaan. Er waren nog heel veel cadeautjes om uit te pakken. Ze vroeg of de kleine mijnheer zijn ouders nog even welterusten wilde gaan zeggen.
   Verbaasd bleef Max stilstaan in de deuropening van de woonkamer. Zijn moeder zat met oom Jaap in een stoel. Ze had haar armen om zijn hals geslagen. Tante Billenfriemel en zijn vader liepen hand in hand langs het zwembad. Oom Jaap wreef met zijn handen over de borsten van zijn moeder. Tante Billenfriemel en zijn vader verdwenen in de duisternis. Max draaide zich om en rende terug naar zijn slaapkamer.
   Moersini wachtte op zijn bed met een pakje in haar handen. Ze legde het neer op zijn schoot. ‘Ik heb gewacht tot we alleen waren,’ fluisterde ze. Max haalde het touwtje eraf en maakte het papiertje open. Het was een opgevouwen lap. Moersini stond op. Ze spreidde de lap uit op de grond voor zijn voetjes. Max herkende nu de vijf sterren en de cirkel. Het was de vlag!
   Moersini wees naar de rode ster en vroeg: ‘Wat is dit?’
   Max dacht even na. Zacht zei hij: ‘Dat zijn de Indianen.’
   Haar vinger wees nu naar de zwarte ster: ‘En dat?’
   ‘Dat zijn de Bosnegers.’
   ‘En de bruine ster?’
   ‘De Javanen!’ Max was boven op de vlag gaan zitten.
   ‘En de gele ster?’
   Hij trok met zijn vingers zijn buitenste ooghoeken omhoog. ‘De Chinezen!’
   Ten slotte wees Moersini naar de witte ster.
   ‘De witte ster, wat is dat?’
   Max lachte. Hij wilde nu op Moersini’s schoot gaan zitten.
   ‘En de witte ster?’
   ‘Nou, dat zijn de mensen.’
   Grinnikend stopte Moersini Max in. Ze spreidde de vlag uit als laken. Ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd, sloot de klamboe en deed de lamp uit. ‘We zijn allemaal mensen, kleine mijnheer,’ fluisterde ze, terwijl ze de deur sloot. Max bekeek in het zwakke licht de vijf sterren op zijn bed. Hij vroeg zich af welke ster hijzelf was.
   Midden in de nacht werd Max opgeschrikt door geschreeuw, slaan met deuren, tikken van naaldhakken, starten van motoren. Max trok de vlag over zich heen en draaide zich om.

De volgende dagen was alles weer normaal. Behalve dat zijn vader niet aan het ontbijt zat. Hij was op reis en zijn moeder wist niet voor hoe lang. Max klom in bomen, reed rond op zijn schildpadden en keek ’s avonds met Moersini naar Tante Jacqueline.
   Toen Moersini hem een keer al naar bed had gebracht en hij bijna in slaap was gevallen, hoorde hij haar huilen. Max sprong uit zijn bed en rende naar de kamer. Door de opengeslagen terrasdeuren zag hij Moersini voorovergebogen zittend op een stoel. Ze schreeuwde: ‘De kleine mijnheer! De kleine mijnheer!’ Zijn moeder stond achter Moersini en hield haar handen op haar schouders.
   Max rende terug naar zijn slaapkamer. Hij dacht dat Moersini heel boos op hem was. Hij bleef rechtop in zijn bed zitten tot hij geen geluiden meer hoorde.

Moersini was helemaal niet boos. Ze was zelfs liever dan ooit. Ze bakte bijna iedere dag pindakoekjes. Ze vertelde hem veel verhaaltjes. Ze sloeg hem af en toe op zijn billen en ze draaide zelfs al haar tanden uit haar mond toen Max een keer om ketchup bleef schreeuwen en ze de fles met haar handen niet open kon krijgen. Uren zat ze met een roodbebloede zakdoek tegenover hem aan de keukentafel tot zijn moeder zou komen om haar mee te nemen naar het hospitaal. Max besloot een tekening te maken voor Moersini, het puntje van zijn tong hing uit zijn mond. Een bergachtige krater met daarbinnenin een bananenboom. Een stevige boom met duizenden blaadjes en lichtgevende banaantjes. Een klein mannetje gekleed in goud en hemelsblauw zit met zijn rug tegen de stam.

Op een morgen werd Max door zijn moeder en vader gewekt. Even was hij bang dat hij weer jarig was. Zijn moeder kleedde hem snel aan en pakte wat spullen in. Zijn vader zei dat ze moesten opschieten.
   In de woonkamer stonden grote hutkoffers en hoge stapels ronde dozen. Moersini zat op een van de koffers en keek verdrietig voor zich uit. Ze drukte Max heel dicht tegen zich aan terwijl ze met haar handen over zijn rug wreef.
   ‘Een kus, ik wil een kus!’ fluisterde ze. Max zoende haar op haar zwarte voorhoofd. Ze tilde hem op en bracht hem naar de auto, die voor het terras stond. Max stapte in en daarna ook zijn ouders. Ze zeiden dat ze op reis gingen. Max vond het leuk om op reis te gaan.
   Achter het stuur zat dezelfde man die de verjariebus had gereden. Zijn vader en moeder sloegen een arm om Max heen. De auto trok langzaam op. Moersini reed helemaal mee tot aan het grote hek en zwaaide dat open. Ze wrong haar dikke lijf door het portier en kuste Max. Ze kuste zijn gezicht helemaal nat. Terwijl ze haar lijf terugtrok zei ze onophoudelijk: ‘Kleine mijnheer, kleine mijnheer.’
   In de verte zag Max zijn twee schildpadden voorbijkomen. Ze liepen onverstoorbaar door. De auto draaide de zandweg op. Moersini rende erachteraan en schreeuwde nu kreten die hij niet verstond.
   Max vroeg waarom Moersini niet mee mocht op reis. Zijn vader kietelde hem in zijn nek. Zijn moeder keek strak voor zich uit en drukte Max tegen zich aan. ‘Waarom niet?’
   ‘Moersini hoort bij het huis!’ riep de chauffeur lachend over zijn schouder en toeterde een paar keer. Max draaide zich nog eenmaal om naar Moersini, maar ze was al verdwenen in het opstuivende zand.
   Hij boog zijn hoofd naar achter op de armen van zijn vader en moeder. Hij zag alleen maar blauwe lucht en hier en daar een overhellende palmtak. Later in het vliegtuig zag Max wolken, wolken, wolken, rood, hemelsblauw en goud. 

Leesuur.nl is een idee van Theo Knippenberg