Martin Bril
Die eerste keer
Zij woonde in een bijzonder huis, een grote, moderne villa op een heuvel in een zanderig gebied; hier en daar wat heide, een enkele struik, jonge, aarzelende bomen, meest berken. Ooit lag het huis diep verborgen in een oud woud, maar een grote bosbrand had het een paar jaar geleden bijna verzwolgen. Haar moeder hield het vuur tegen met een tuinslang. Nu stond het huis eenzaam op de heuvel, goed zichtbaar vanaf de snelweg een paar honderd meter verderop, de A2S tussen Amersfoort en Zwolle: een baken.
Zij was twee jaar ouder dan ik; zij zat in de zesde en deed eindexamen, ik zat in de vierde. Zij had haar rijbewijs al, ik reed op een brommer. Zij had al een ex, ene Arnout - een krullenbol met een goedgevulde zwembroek en een echte Ray-Ban-zonnebril. Ik had nog helemaal niets, nou ja, af en toe een stijf pikkie op de zonneweide van het zwembad waar Arnout de bink was.
We spreken 1976.
Ik kan me haar nauwelijks nog voor de geest halen. Ze had krullen, dat weet ik wel. Ze droeg vaak een bruine jas, die aansloot bij die krullen. Ze had brede heupen en kleine borsten. Ze droeg meestal truien en spijkerbroeken. Ze had bruine ogen, net als die jas en dat krullende haar. Ze had een lieve mond en een flinke dot haar op haar venusheuvel. Dat was toen nog mode. Ik heb geen foto’s van haar.
Ik was erg verliefd op haar.
Hoe ik met haar in contact ben gekomen, weet ik niet meer. Waar ik haar voor het eerst sprak, geen idee. Het kan op school zijn geweest, maar dat lijkt me sterk; ze zat twee klassen hoger, daar praatte je niet mee. Ik kende ook haar broer, die zat bij mij in de klas. Ik denk dat ik via hem bij hen thuis over de vloer kwam, en dus in haar buurt.
Hoe vervolgens van het een het ander kwam, ik herinner me er niets van. Het enige wat ik scherp voor me zie is dat ik op een avond met haar in bed lag.
Het was haar moeders bed - een groot tweepersoonsbed in een grote slaapkamer met ramen van vloer tot plafond die uitzicht boden op de snelweg in de verte, maar we hadden de gordijnen dicht en lagen te zoenen - dat kon ze goed, dat had ze van die Arnout geleerd.
Zij was als eerste naakt, en daarna volgde ik, met veel schaamte, want ik wist bijna zeker dat ik belachelijk klein was geschapen en bij het minste geringste zou ejaculeren. De oplossing leek me te zijn als een haas met mijn hoofd tussen haar benen te duiken.
Op het moment dat mijn neus in haar dot viel, kwam ik klaar, zonder dat zij het merkte, en ik begon haar als een gek te likken. Of zij klaarkwam, weet ik niet. Ik was dronken van haar geur.
Ze was lief voor me die nacht. Het is heel erg lang geleden.
Ik wist nog niets van seks en vrouwen, en wát ik wist, had ik uit kapotte Candy’s die ik wel eens langs de weg naar school in de berm vond en uit de boeken van Jan Wolkers, Jan Cremer en Henry Miller - Sexus, Plexus, Nexus.
Seks was het enige waar ik aan dacht, in die dagen. Het was een feest waar ik met angst en beven naartoe leefde. En toen het zover was, kon ik mijn geluk niet op. Haar oksels, haar billen, haar borsten, haar tenen, haar handen, haar navel, haar oren, haar hals en nek, haar kuiten en dijen, haar knieën en polsen, haar buik, haar rug, haar helemaal en bovenal haar kut, die ik als de mijne zag, het zachte, roze vlees verborgen in donkerbruine krulletjes, een magnetisch geheim; ik kon mijn ogen, mijn handen, mijn hele zijn er niet vanaf houden.
Zestien jaar was ik, en in de ban.
Ik herinner me nog een scène, later. Nu droeg ze een witte zomerjurk. Ik geloof dat we die samen hadden gekocht. Ze was mooi in die jurk. We troffen elkaar in het bos, niet ver van mijn ouderlijk huis. Het was een laatste ontmoeting; ik zou met mijn ouders mee op vakantie gaan, en zij bleef thuis.
Ik herinner me die witte jurk die een beetje doorschijnend was. Ze droeg wel een onderbroek, maar geen bh. Ik herinner me hoe gek ik op haar was. We bedreven de liefde, in een kuil tussen struiken en bomen. Ik weet het nog goed. Ik kon het inmiddels, vandaar de uitdrukking - we bedreven de liefde.
Of ze van me hield, ik weet het niet. Ik denk dat ze op dat moment van me af wilde. Het was zo’n vrijpartij die heen en weer zwiept tussen tederheid en wreedheid. Ik geloof dat ik huilde. En anders zij wel, met die grote, bruine ogen. Lange wimpers had ze trouwens.
Het kwam niet goed tussen ons, al duurde het al met al nog een jaar voor ze me definitief de rug toekeerde. Ik ben haar sindsdien nog één keer tegengekomen, in de Nes in Amsterdam. Ze droeg nog steeds dezelfde bruine jas, en haar bruine ogen stonden droef. Ze keerde me de rug toe, en ik durfde niets tegen haar te zeggen.
Dat was het.
Maar nog altijd moet ik aan haar denken als ik van Amersfoort naar Zwolle, of terug, rijd. Haar moeder woont allang niet meer in de villa op de heuvel, en de villa is ook niet meer te zien. Eromheen is weer een bos gegroeid, door de jaren heen heb ik dat langzaam zien gebeuren. Iedere keer als ik langskwam, zag ik minder van de villa, alsof een stuk van mijn verleden onvermijdelijk verdween.
Ze heette overigens Barbara - ik zou haar wel weer eens tegen willen komen.