Herman Heijermans
Droompaard
Ja, het was weder een heel malle historie, nóg maller dan de bezoeking van ruim drie jaar geleden. Overdag had ik woningen gezien, woningen in de Pijp, woningen op de Keizersgracht, woningen één-, twee-, driehoog, woningen met vieze tuintjes, woningen met naar gekookte kool riekende buren. Alles had negatieve eigenschappen. Maar op de Diemerweg, een heel eind buiten de stad stond een gewezen boerenhoeve, herdoopt als Villa (met een of andere) Lust. Dat leek me bijzonder: een huis zónder buren, mét een stuk weiland en áchter een boomgaard met twee appelbomen.
'En hier mijnheer,' lei de weduwvrouw- huisbewaarster uit, terwijl zij de deur van een stenen schuur opende: 'hier heb u gelegenheid voor de was en stalling voor twee paarden.'
'Voor twee paarden?' informeerde ik.
'Voor twee paarden en een koe,' zeide zij.
'O, dat is heel makkelijk,' merkte ik op: 'maar de ruimte lijkt me wel wat klein voor drie beesten:
'Nou maar u kan ze d'r nistig stallen,' zei de weduwvrouw.
Ik bedankte haar, liep peinzend de weg naar de sympathieke stinkende gasfabriek terug, enigszins onder de indruk van de stalling voor twee paarden en een koe. Jammer dat de huur tweemaal te hoog voor mijn inkomen was, jammer voor het eenzame huis, het weiland, de appelen, de stalling voor twee paarden en een koe.
Thuisgekomen, lag een formulier van de belasting, met beleefd verzoek voor de invulling binnen zo veel dagen te willen zorgdragen.
paarden
Vraag v. Hoeveel paarden worden door u gehouden?
a.- Paarden van praktizerende genees-, heel- en verloskundigen en veeartsen...
b.- Paarden in gemengd gebruik.
c. (Hieronder alleen te verstaan paarden, die doorgaans en hoofdzakelijk worden gebezigd voor de uitoefening van een beroep of bedrijf van de belastingplichtige, mits niet het bedrijf van rijtuigverhuurder, ondernemer van personenvervoer, verhuurder van rijpaarden, manegehouder of paardenkoper).
Weemoedig vulde ik in 'gene', en die nacht waarschijnlijk als gevolg van gepeins en weemoed, droomde ik verward en afschuwelijk - pendant voor de merrie in mijn nachtmerrie, die van het biefstukpannetje likte, vele jaren geleden. Er werd zeer duidelijk tweemaal gebeld: tweemaal voor tweehoog. Mijn familie was uit, ook de hospita. Ik was alleen thuis met een harige, zwarte poes (niet te verwarren met Pieps, die nog steeds gezond is, eerstdaags opnieuw moeder wordt), keek gemakshalve over het balkon naar beneden. Ik zag over het balkon: het was een nauwe straat met allemaal balkons, balkons aan de overzijde, balkons opzij, balkons overal. Op de stoep stond mijn palfrenier met de paarden, een bruin en een zwart. Mijn paarden zónder enige kwestie. Ik twijfelde er zelfs niet aan. Evenwel werd ik zeer onrustig, niet wetend hoe ik er mee aan moest. Er scheen iets in mijn leven gebroken te zijn, iets waarbij het gewone gezond verstand het aflegde. 'Breng ze maar op, John,' schreeuwde ik, terwijl ik de huissleutel afwierp.
Hij opende de huisdeur, nam het bruine paard bij de teugels, trok het 't portaal in. Vreemd - tweehoog paarden! Ik liep naar de hoge, steile trap, zag Iohn beneden wurmen. Het paard ging geweldig te keer, steigerde, bliefde zich schrap te zetten. Ik wierp een kropje salade halfwege. Het paard trappelde de trap op, greep de krop, liep weer achteruit, keek mij met zware, fonkelende ogen aan. Wat zo'n beest 'n streken hebben kan!
'Geef 'm 'n mep John!' schreeuwde ik, zwetend van inspanning.
John sprong op het gezadelde paard, gaf het de sporen. Zonder uitwerking. Het edele dier hinnikte smartelijk met de krop sla in zijn bek, weigerde pertinent.
Op het geraas kwam de juffrouw van éénhoog op haar portaaltje. 'Wat mot dat nou?' vroeg ze zeurig.
'Ik mot me paarden,' lei ik uit.
'Nou, da's wat moois voor me trappe,' klaagde ze. 'k Zal je d'r wat voor geven: zei ik edelmoedig.
'Nou, kijk nou is, hoe dat beest me schone trappen bevuilt,' begon ze te kijven.
'Pas maar op: waarschuwde ik: 'als je overreden wordt is 't te laat ... '
Het paard, opgejaagd door mijn palfrenier, had een sprong genomen, hamerde de trappen op alsof het huis werd afgebroken - bleef in de kromming steken. De trappen en gangen van een huis in de Pijp zijn niet op paarden berekend.
'Achteruit Johnl' commandeerde ik.
Mijn hospita is lang niet tam uitgevallen als haar meubeltjes bedorven of het wit van haar portaal besmeurd wordt. Het paard stommelde achteruit, hout splinterend van de traptreden, kalk af trappend.
'Kijk nou is wat 'n schandaal, wat 'n last!' huilde de buurvrouw.
Ik, diep in zorgen, stond weder op het balkon, kijkend, naar de bekalkte flanken van mijn bruine hengst.
Ze móesten echter gestald worden. Je kon ze maar niet op straat laten. Zenuwachtig liep ik een trap hoger naar de zolder, smeet de zolderramen open. Er was een hijsblok, óók een touw.
'John,' riep ik naar benee: 'let op het touw', en badend in 't zweet vierde ik het koord, hing over de gootrand, opletten of John het begreep. Dat was een gelukkige inval. John bond het touw om de buikriem van de zwarte hengst, daarna een dunner koord aan de achterste linkerhoef om het dier eventueel af te houden; ik begon te hijsen. Het ging niet gemakkelijk. De katrol was in lange tijd niet gesmeerd en telkens bleef het paard aan een balkon of spionnetje haken. Beneden hoorde ik ruiten rinkelen. Het verdraaide dier spartelde. Stom van die vervloekte John om niet beter af te houden!
'Let dan toch op, uilskuiken: schreeuwde ik hijsend - en gelijk zag ik de kop van het paard boven de gootrand uitsteken. Het dier brieste van blijdschap toen het mij herkende. Ik was gewend elke morgen in zijn stal klontjes uit te delen.
Ik gaf een laatste ruk, trachtte het paard binnen te halen. Maar het hele achterlijf haakte onder de gootrand. Wel vertikt dat het hijsen iets verder baatte. Geen uur bleef John langer in mijn dienst.
Ik poogde met een arm het touw vast te houden, met de anderen de kop van het dier te grijpen. Maar door dit onhandig, zelfs gevaarlijk pogen, schoot het touw los, gierde als een stoomfluit en dadelijk daarop hoorde ik het harde klikken der vier paardenhoeven die de stoepstenen raakten. Hieruit maak ik op dat niet alleen een vallende kat op zijn poten terechtkomt.
Beneden begon de juffrouw van één hoog weer te zaniken. Het paard had haar spionnetje omgehaald, daarenboven met zijn kwispelende staart een bloempot van het kozijn geveegd.
'John,' brulde ik bijna hees: 'kun je dan niet beter afhóuen! Uilskuiken! Ezelskop! Als je denkt dat dát goed voor de beesten is, heb je 't mis!'
En weer trok ik onrustig aan het touw, zet voor zet, geduldig, hijgend, zwetend, tot ik de kop weder boven de gootrand zag. Met inspanning van alle krachten, wond ik nu eerst het touw om een poot van het ledikant mijner hospita, klom in de goot, aaide het dier dat enigszins nerveus was. In zijn manen hing het spionnetje van één-hoog, aan zijn rechterachterpoot een gedeelte van een balkonbalustrade. De huizen in de Pijp worden helaas niet oersterk gebouwd. Ik greep het dier nu bij het gebit, poogde het op te tillen. Ik trok de voorpoten over de rand heen en het verstandige dier trachtte zich op te zetten.
Maar op dit moment schoot het touw los van de poot van het ledikant en scheelde het weinig of ik ging mee naar omlaag. Weder hoorde ik de metalen klikken der neerkletterende hoeven en nógmaals, nu meerder uitgeput en afschuwelijk zwetend, begon ik de lijn in te halen. Het paard was het eerste balkonnetje al voorbij, toen John schreeuwde, op te houden. Steviger dan straks bevestigde ik het touwen keek over de gootrand. Er stonden beneden heel wat nieuwsgierigen en een majoor van de politie.
'Dat mag zomaar niet,' riep de agent.
'Waarom niet?' riep ik.
'Omdat 't niet mág,' riep hij weer.
'Nou ze motten hier gestald worden,' riep ik.
'Da's me wat móóis,' riep de majoor.
En toen hees ik verder, greep nóg eens het paard bij de kop en met een ruk van vertwijfeling kreeg ik het bij mij in de goot, waar het hinnikte van blijdschap. Terwijl had John het bruintje de trap opgeleid. Wij begonnen de paarden te roskammen, konden evenwel niet beletten dat zij al trappende door de vloer henen trapten. De huizen in de Pijp zijn nu eenmaal niet stevig.
Toen ik dan ook een ogenblik later met mijne familie aan tafel zat en de hospita balletjes gehakt met rode kool opdiende, keek zij mij verwijtend aan, wijzend naar het plafond, waardoor beurtelings een witte en een zwarte paarden poot stak:
'Mijnheer,' zeide zij, 'dat was niet geconditioneerd. En de poot van me bed is ook helemaal krom .. .'
Droompaard
Ja, het was weder een heel malle historie, nóg maller dan de bezoeking van ruim drie jaar geleden. Overdag had ik woningen gezien, woningen in de Pijp, woningen op de Keizersgracht, woningen één-, twee-, driehoog, woningen met vieze tuintjes, woningen met naar gekookte kool riekende buren. Alles had negatieve eigenschappen. Maar op de Diemerweg, een heel eind buiten de stad stond een gewezen boerenhoeve, herdoopt als Villa (met een of andere) Lust. Dat leek me bijzonder: een huis zónder buren, mét een stuk weiland en áchter een boomgaard met twee appelbomen.
'En hier mijnheer,' lei de weduwvrouw- huisbewaarster uit, terwijl zij de deur van een stenen schuur opende: 'hier heb u gelegenheid voor de was en stalling voor twee paarden.'
'Voor twee paarden?' informeerde ik.
'Voor twee paarden en een koe,' zeide zij.
'O, dat is heel makkelijk,' merkte ik op: 'maar de ruimte lijkt me wel wat klein voor drie beesten:
'Nou maar u kan ze d'r nistig stallen,' zei de weduwvrouw.
Ik bedankte haar, liep peinzend de weg naar de sympathieke stinkende gasfabriek terug, enigszins onder de indruk van de stalling voor twee paarden en een koe. Jammer dat de huur tweemaal te hoog voor mijn inkomen was, jammer voor het eenzame huis, het weiland, de appelen, de stalling voor twee paarden en een koe.
Thuisgekomen, lag een formulier van de belasting, met beleefd verzoek voor de invulling binnen zo veel dagen te willen zorgdragen.
paarden
Vraag v. Hoeveel paarden worden door u gehouden?
a.- Paarden van praktizerende genees-, heel- en verloskundigen en veeartsen...
b.- Paarden in gemengd gebruik.
c. (Hieronder alleen te verstaan paarden, die doorgaans en hoofdzakelijk worden gebezigd voor de uitoefening van een beroep of bedrijf van de belastingplichtige, mits niet het bedrijf van rijtuigverhuurder, ondernemer van personenvervoer, verhuurder van rijpaarden, manegehouder of paardenkoper).
Weemoedig vulde ik in 'gene', en die nacht waarschijnlijk als gevolg van gepeins en weemoed, droomde ik verward en afschuwelijk - pendant voor de merrie in mijn nachtmerrie, die van het biefstukpannetje likte, vele jaren geleden. Er werd zeer duidelijk tweemaal gebeld: tweemaal voor tweehoog. Mijn familie was uit, ook de hospita. Ik was alleen thuis met een harige, zwarte poes (niet te verwarren met Pieps, die nog steeds gezond is, eerstdaags opnieuw moeder wordt), keek gemakshalve over het balkon naar beneden. Ik zag over het balkon: het was een nauwe straat met allemaal balkons, balkons aan de overzijde, balkons opzij, balkons overal. Op de stoep stond mijn palfrenier met de paarden, een bruin en een zwart. Mijn paarden zónder enige kwestie. Ik twijfelde er zelfs niet aan. Evenwel werd ik zeer onrustig, niet wetend hoe ik er mee aan moest. Er scheen iets in mijn leven gebroken te zijn, iets waarbij het gewone gezond verstand het aflegde. 'Breng ze maar op, John,' schreeuwde ik, terwijl ik de huissleutel afwierp.
Hij opende de huisdeur, nam het bruine paard bij de teugels, trok het 't portaal in. Vreemd - tweehoog paarden! Ik liep naar de hoge, steile trap, zag Iohn beneden wurmen. Het paard ging geweldig te keer, steigerde, bliefde zich schrap te zetten. Ik wierp een kropje salade halfwege. Het paard trappelde de trap op, greep de krop, liep weer achteruit, keek mij met zware, fonkelende ogen aan. Wat zo'n beest 'n streken hebben kan!
'Geef 'm 'n mep John!' schreeuwde ik, zwetend van inspanning.
John sprong op het gezadelde paard, gaf het de sporen. Zonder uitwerking. Het edele dier hinnikte smartelijk met de krop sla in zijn bek, weigerde pertinent.
Op het geraas kwam de juffrouw van éénhoog op haar portaaltje. 'Wat mot dat nou?' vroeg ze zeurig.
'Ik mot me paarden,' lei ik uit.
'Nou, da's wat moois voor me trappe,' klaagde ze. 'k Zal je d'r wat voor geven: zei ik edelmoedig.
'Nou, kijk nou is, hoe dat beest me schone trappen bevuilt,' begon ze te kijven.
'Pas maar op: waarschuwde ik: 'als je overreden wordt is 't te laat ... '
Het paard, opgejaagd door mijn palfrenier, had een sprong genomen, hamerde de trappen op alsof het huis werd afgebroken - bleef in de kromming steken. De trappen en gangen van een huis in de Pijp zijn niet op paarden berekend.
'Achteruit Johnl' commandeerde ik.
Mijn hospita is lang niet tam uitgevallen als haar meubeltjes bedorven of het wit van haar portaal besmeurd wordt. Het paard stommelde achteruit, hout splinterend van de traptreden, kalk af trappend.
'Kijk nou is wat 'n schandaal, wat 'n last!' huilde de buurvrouw.
Ik, diep in zorgen, stond weder op het balkon, kijkend, naar de bekalkte flanken van mijn bruine hengst.
Ze móesten echter gestald worden. Je kon ze maar niet op straat laten. Zenuwachtig liep ik een trap hoger naar de zolder, smeet de zolderramen open. Er was een hijsblok, óók een touw.
'John,' riep ik naar benee: 'let op het touw', en badend in 't zweet vierde ik het koord, hing over de gootrand, opletten of John het begreep. Dat was een gelukkige inval. John bond het touw om de buikriem van de zwarte hengst, daarna een dunner koord aan de achterste linkerhoef om het dier eventueel af te houden; ik begon te hijsen. Het ging niet gemakkelijk. De katrol was in lange tijd niet gesmeerd en telkens bleef het paard aan een balkon of spionnetje haken. Beneden hoorde ik ruiten rinkelen. Het verdraaide dier spartelde. Stom van die vervloekte John om niet beter af te houden!
'Let dan toch op, uilskuiken: schreeuwde ik hijsend - en gelijk zag ik de kop van het paard boven de gootrand uitsteken. Het dier brieste van blijdschap toen het mij herkende. Ik was gewend elke morgen in zijn stal klontjes uit te delen.
Ik gaf een laatste ruk, trachtte het paard binnen te halen. Maar het hele achterlijf haakte onder de gootrand. Wel vertikt dat het hijsen iets verder baatte. Geen uur bleef John langer in mijn dienst.
Ik poogde met een arm het touw vast te houden, met de anderen de kop van het dier te grijpen. Maar door dit onhandig, zelfs gevaarlijk pogen, schoot het touw los, gierde als een stoomfluit en dadelijk daarop hoorde ik het harde klikken der vier paardenhoeven die de stoepstenen raakten. Hieruit maak ik op dat niet alleen een vallende kat op zijn poten terechtkomt.
Beneden begon de juffrouw van één hoog weer te zaniken. Het paard had haar spionnetje omgehaald, daarenboven met zijn kwispelende staart een bloempot van het kozijn geveegd.
'John,' brulde ik bijna hees: 'kun je dan niet beter afhóuen! Uilskuiken! Ezelskop! Als je denkt dat dát goed voor de beesten is, heb je 't mis!'
En weer trok ik onrustig aan het touw, zet voor zet, geduldig, hijgend, zwetend, tot ik de kop weder boven de gootrand zag. Met inspanning van alle krachten, wond ik nu eerst het touw om een poot van het ledikant mijner hospita, klom in de goot, aaide het dier dat enigszins nerveus was. In zijn manen hing het spionnetje van één-hoog, aan zijn rechterachterpoot een gedeelte van een balkonbalustrade. De huizen in de Pijp worden helaas niet oersterk gebouwd. Ik greep het dier nu bij het gebit, poogde het op te tillen. Ik trok de voorpoten over de rand heen en het verstandige dier trachtte zich op te zetten.
Maar op dit moment schoot het touw los van de poot van het ledikant en scheelde het weinig of ik ging mee naar omlaag. Weder hoorde ik de metalen klikken der neerkletterende hoeven en nógmaals, nu meerder uitgeput en afschuwelijk zwetend, begon ik de lijn in te halen. Het paard was het eerste balkonnetje al voorbij, toen John schreeuwde, op te houden. Steviger dan straks bevestigde ik het touwen keek over de gootrand. Er stonden beneden heel wat nieuwsgierigen en een majoor van de politie.
'Dat mag zomaar niet,' riep de agent.
'Waarom niet?' riep ik.
'Omdat 't niet mág,' riep hij weer.
'Nou ze motten hier gestald worden,' riep ik.
'Da's me wat móóis,' riep de majoor.
En toen hees ik verder, greep nóg eens het paard bij de kop en met een ruk van vertwijfeling kreeg ik het bij mij in de goot, waar het hinnikte van blijdschap. Terwijl had John het bruintje de trap opgeleid. Wij begonnen de paarden te roskammen, konden evenwel niet beletten dat zij al trappende door de vloer henen trapten. De huizen in de Pijp zijn nu eenmaal niet stevig.
Toen ik dan ook een ogenblik later met mijne familie aan tafel zat en de hospita balletjes gehakt met rode kool opdiende, keek zij mij verwijtend aan, wijzend naar het plafond, waardoor beurtelings een witte en een zwarte paarden poot stak:
'Mijnheer,' zeide zij, 'dat was niet geconditioneerd. En de poot van me bed is ook helemaal krom .. .'